De familie Stoppendaal

De ingang voor de persoonskaarten

©Nelly van der Hoeven

|A |B |C |D |E |F |G |H |I |J |K |L |M |N |O |P |Q |R |S |T |U |V |W |X |Y |Z |-- |

Johann Friedrich Plate

plate_johann_friedric_1727-1784.jpg kaart-hannover.jpg    
Johann Friedric Plate (1727-1784) Kaart van Hannover met plaatsen waar de familie Plate gewoond of gewerkt heeft.    
GeslachtMan
Leeftijd57 jaar
 
Geboren30-6-1727teHannover
Overleden25-7-1784teWesten
naar grafiek voorouders  
Vader Jürgen Friedrich Plate
 Geboren 3-2-1688
 Overleden 16-3-1748
Moeder Christina Margaretha Floto
 Geboren 6-6-1704
 Overleden 7-1-1768
 
Huwelijk 12-8-1760 te Hannover
 
metRegina Christina Floto
 Geboren29-11-1738
 Overleden8-5-1798
 
NotitiesJohann en Regina hebben samen 5 kinderen gekregen, te weten:
  • Sophia Christina Plate (24 aug. 1762 te Syke - 22 april 1821). Na de dood van haar moeder Regina heeft zij samen met haar zuster Johanette gedurende 2 tot 3 jaar in Stade geprobeerd een school voor jonge juffrouwen op te richten. Toen dat geen succes bleek te zijn is zij gouvernante geworden bij het gezin van de heer Dreissen in Lachendorf. Nadat diens kinderen geen onderricht meer nodig hadden, is zij daar als gezelschapsdame van mevrouw Dreissen gebleven. In haar laatste jaren, nadat zij een beroerte had gehad, is zij in hun gezin verzorgd.
  • Bernhard Franz Christoph Plate (31 juli 1764 te Syke - 1809). Bernhard heeft met een stipedium, hem bezorgd door zijn oom Chappuzeau, gehuwd met de zuster van zijn moeder, Sophia Johanna Maria Floto, kunnen studeren. Hij werd in 1788 advocaat in Zelle en auditeur bij het amt Bremerlehe. Hij is naar Noord-Amerkia gegaan om daar fortuin te maken, maar daarin niet geslaagd en daarom teruggekeerd naar Duitsland. Daarna werd hij advocaat in Osterholz en is daar, volgens zijn broer Friederich, zeer beneden zijn stand getrouwd. Hij heeft één kind gekregen.
  • Johanette Juliana Plate (12 nov. 1765 te Syke - 1825)
  • Friedrich Ludwig Heinrich Plate
  • Georg Friedrich Plate (15 aug. 1769 te Wischhafen - 10 april 1822), gehuwd met Dorothea Christina Lüntzel (28 maart 1775).
    Georg is net als zijn broer Bernard bij zijn studie ondersteund door zijn oom Chappuzeau. Na zijn studie is hij huisleraar geworden bij de heer Lüntzel, burgemeester van Hildesheim, en daarna omstreeks 1797 conrector van de Latijnse school in Hannover. Een jaar of twee tot drie later is hij beroepen als Luthers predikant in Kohlenfeld, en trouwde hij met een dochter uit het gezin waar hij huisleraar was geweest. Weer een aantal jaar later wordt hij als superintendant verantwoordelijk voor het toezicht op scholen en kerkelijke zaken in zijn district.
    George en Dorothea hebben tenminste 7 kinderen gekregen,
    • Dorothea Carolina Plate (2 maart 1804)
    • Christoph Frederik Hendrik Plate (12 aug. 1806 - 23 feb. 1809)
    • Lodewijk Frederik Carl Plate (4 juli 1808)
    • Sophie Louise Plate (17 juni 1810)
    • Johanna Auguste Plate (15 maart 1812)
    • Johanna Charlotte Wilhelmina Dorothea Plate (26 dec. 1815 - 31 maart 1816)
    • Carl Georg Christiaan Hermen Plate (18 okt. 1817 - 15 jan. 1819)
Kind  Friedrich Ludwig Heinrich
 
Notities persoonJohann heeft als peuter 2 jaar in Londen gewoond (van 1728 tot 1730), en is daarna opgegroeid in Stade, waar hij op de Latijnse school zat en privaat lessen kreeg. Vermoedelijk heeft hij een juridische opleiding gevolgd, maar zijn eigen levensbeschrijving vermeld dit niet.

In 1752 wordt hij auditeur bij oberambtman Meijer in het vlak bij Stade gelegen Himmelpforten. Hij reist in dat jaar o.a. naar Holstein om de aanzienlijke dijkbreuken te bestuderen, die daar door de stormvloed van 11 september 17511 veroorzaakt waren. Kort daarop, in 1753, geeft koning George II2, hem een reisgeld van 600 rijksdaalders om de bedijking in andere gebieden te bestuderen. Hij heeft zich zo, net als zijn vader, bekwaamd in dijkenbouw en waterbeheer. Hij is zijn onderzoek begonnen in de zomer van 1753 in Oud Land, het gebied langs de Elbe oever ten oosten van Stade, waar hij een dijkmeting bijwoonde. In datzelfde najaar is hij met de hoofddijkgraaf meegereisd bij een inspectie van de dijken en vertimmeringen3 in het boven-Elbe gebied. Van voorjaar 1754 tot het najaar van 1755 reist hij naar Holland, Gelderland en Overijssel om daar de aanleg van dijken en sluizen te bestuderen. Na terugkomst worden hem verschillende dijkzaken toevertrouwd, waaronder de bedijking in het Oud Land, bij Butzfleth4. Deze bedijking heeft het helaas in 1756 begeven door de dubbele aanval van eerst in juli de Markusvloed en daaroverheen in oktober de Amalienvloed.

In 1756 begint ook de 7-jarige oorlog, waarin dijkonderhoud en vernieuwing verwaarloosd is. Johann kan geen betrekking in het dijkwezen vinden. Hij wordt schrijver te Syke, even ten zuiden van Bremen, eerst als plaatsvervanger en vanaf 1760 als amtschrijver. Vanaf 1760 is hij daar ook weer betrokken bij de aanleg van dijken en kribben aan de Weser. En bij het onderhoud van de sluis bij Harmeln. Deze sluis was in 1734 in gebruik genomen als eerste door de staat gebouwde sluis.

In 1766 wordt Johann graefe en amtman in het land van Kehdingen, een moerassig gebied aan de westkant van de Elbe ten noorden van het Oud Land. Uit hoofde van die functie moest hij op allerlei plaatsen in zijn district juridische zaken afwikkelen. Omdat de wegen in najaar en winter vaak te slecht waren voor een rijtuig, moest hij daar dan te paard naar toe, een rit van soms wel 4 uur. Daardoor werd deze functie hem omstreeks 1778 te zwaar, en soliciteerde hij naar een ander amt. In 1778 lukt het hem niet amtman van Osterholz te worden, maar in 1780 krijgt hij de betere functie van eerste amtman van de verenigde amten van Westen en Thedinghausen, iets ten zuid-oosten van Bremen. Dit amt heeft hem overigens weinig opgeleverd omdat er in de vier jaar dat hij daar amtman was veel misoogsten waren en overstromingen, en veel van zijn schapen stierven.

Vier jaar nadat hij eerste amtman geworden was, is Johann overleden aan een zeer pijnlijke krampkoliek van drie dagen. Dit was nog het gevolg van een breuk die hij had opgelopen toen hij een aantal jaar eerder van zijn paard was gevallen tijdens een van zijn moeilijke tochten door het land van Kehdingen. Hij had na die val geen band op zijn breuk willen leggen, waardoor de breuk niet goed was hersteld.

  1. In de aantekeningen van Johann staat dat de vloed in 1752 was.
  2. George II (1683-1760) was koning van Groot-Brittannië en Ierland en keurvorst van Hannover van 1727 tot zijn dood in 1760. Hij had een zeer slechte verhouding met zijn vader, koning George I, en werkte die waar mogelijk tegen. Johann's vader Jürgen Friederich is jarenlang in het gevolg van koning George II meegetrokken tussen Londen en Duitsland.
  3. Het is niet duidelijk wat voor bouwwerken bedoeld worden met "vertimmeringen".
  4. In de uit het Duits vertaalde en getranscribeerde aantekeningen van Johann wordt de plaats niet Butzfleth maar Borstel genoemd. Aangezien Borstel niet aan de (rivier)kust en ligt en niet in het Oud Land, en Butzfleth wel, heb ik aangenomen dat Butzfleth is bedoeld.